In de jaren tachtig, toen de Zevenheuvelenloop nog in de kinderschoenen stond, verschenen amper honderd vrouwen aan de start, tegenover enkele duizenden mannen. Hardlopen was nog vooral een mannenzaak. Niet omdat vrouwen niet konden lopen, maar omdat ze de ruimte niet kregen – en de voorbeelden ontbraken.
In de jaren zestig begon heel voorzichtig de vrouwenopmars. In 1966 liep “Bobbi” Gibb stiekem de Boston Marathon uit, en pas in 1972 werden vrouwen daar officieel toegelaten. De eerste vrouwenmarathon vond plaats op de Olympische Spelen van Los Angeles in 1984. Terwijl mannen al sinds de jaren dertig profiteerden van gestructureerde training en wetenschappelijke inzichten, begon voor vrouwen veel later pas het hardloopverhaal. En dat zie je terug in de cijfers.
Terug naar de 15 kilometer van de Zevenheuvelenloop. In 1985 liep de snelste vrouw 56 minuten. De snelste man deed er toen 46 minuten over. Veertig jaar later lopen vrouwen inmiddels rond de 46 minuten, terwijl mannen net onder de 41 minuten duiken. Vrouwen zijn dus in vier decennia tien minuten sneller geworden, mannen ‘slechts’ vijf. Een indrukwekkende inhaalslag.
Betekent dit dat vrouwen mannen ooit gaan inhalen? Waarschijnlijk niet. De vooruitgang bij vrouwen is groot, maar vooral omdat ze van ver moesten komen. Nu ook bij hen het plafond in zicht komt – door de grenzen van het lichaam, training en technologie – vlakt de winst af. Net als eerder bij de mannen.
De versnelling van de afgelopen decennia is te danken aan betere trainingsmethodes, voeding, herstel, én natuurlijk het revolutionaire schoeisel met carbonplaten en schuimzolen.
En wat betreft de deelname; vandaag de dag melden ruim 7.500 vrouwen zich bij de start van de Zevenheuvelenloop, samen met zo’n 17.500 mannen. Mannen dus nog in de meerderheid, maar ook hier zijn vrouwen met een gestage inhaalactie bezig. Het zou zomaar kunnen dat er ooit een jaar komt waarin de vrouwen de startlijst domineren. Al zal dat nog wel een tijdje duren…