Hardlopers zijn een apart slag mensen. Vraag een hardloper hoe het gaat, en de kans is groot dat je een antwoord krijgt in kilometers per week of de eindtijd van een recente wedstrijd. Voor de Zevenheuvelenloop wordt er door menigeen een strak trainingsschema uit de kast getrokken: tien kilometer per week als je het rustig aan doet, meer dan dertig kilometer als je serieus meedoet. Maar hoe vertalen die extra kilometers zich naar eindtijden?
Deze onderzoekers vroegen zich af hoeveel trainingskilometers nu écht verschil maken op de eindtijd — en het antwoord is verrassend. Of je nu 500 of 1000 kilometer aflegt in het afgelopen jaar, het maakt nauwelijks verschil: mannen tikken gemiddeld rond de 80 minuten af, vrouwen rond de 88. Zo zie je maar: meer kilometers zijn geen garantie voor meer glorie.
Pas als je boven de 1000 kilometer komt (~20km/wk), begint het te lonen. Dan kruipen de tijden omlaag: mannen en vrouwen worden al gauw twee minuten sneller. Voor wie echt ambitie heeft, is er de magische grens van 1500 kilometer (~30km/wk). Dan wordt het menens: mannen gaan richting 74 minuten, vrouwen richting 81. Het meest opvallende? Er is geen verschil tussen mannen en vrouwen in hoe extra kilometers zich vertalen naar snellere tijden.
En ja, het lijkt erop dat het effect exponentieel is: naarmate je meer traint wordt je eindtijd fors korter. Tot op zekere hoogte natuurlijk. Want het menselijk lichaam is geen machine en blessureleed ligt altijd op de loer. Overigens zegt dit onderzoek niets over de wijze van training – bijvoorbeeld of er wel of geen intervaltraining wordt gedaan – terwijl dat zeker van invloed is op de eindtijd
Dus: wil je je eindtijd aanscherpen? Train wat meer maar vooral slim. En vergeet niet er veel plezier aan te beleven, want de weg ernaartoe is vaak zeker zo leuk als het uiteindelijke doel, de eindtijd, zelf.