Na een pittige duurloop voelt je hoofd gloeiend heet. Je shirt is doordrenkt van zweet, en je lichaam flink opgewarmd. Is dit koorts? Nee, de stijging in lichaamstemperatuur na fysieke inspanning is geen gevolg van koorts, maar van een verstoorde warmtebalans.
Tijdens het hardlopen vragen je spieren om veel energie. Die maken ze vooral uit zuurstof en suikers. Maar liefst 80% van die energie wordt omgezet in warmte. Dat is behoorlijk inefficiënt. Je lichaam voert die overtollige hitte af via het bloed naar de huid, waar de warmte wordt afgegeven aan de omgeving of als zweet verdampt, en zo voor verkoeling zorgt. Alleen: dat systeem kent z’n grenzen.
Tijdens de Zevenheuvelenloop stijgt in de eerste vijftien minuten de lichaamstemperatuur van de lopers razendsnel en stabiliseert dan. De meeste lopers finishen met een kerntemperatuur tussen de 39 en 40 graden Celsius. Bij 15% van hen ligt die zelfs boven de 40 graden – ondanks een relatief koele buitentemperatuur van rond de 10 graden. Opvallend is dat deze stijging niets te maken heeft met getraindheid, lichaamsgewicht of loopsnelheid. De warmteproductie overstijgt simpelweg de capaciteit van het koelsysteem.
Tien minuten na de finish is de temperatuur alweer met een graad gedaald. Het lichaam herstelt zich snel – een teken dat er géén sprake is van koorts. Bij koorts verhoogt het lichaam de interne thermostaat als reactie op infectie of ontsteking. Bij hardlopen blijft de ‘thermostaat’ ingesteld op 37 graden, maar het lichaam is tijdelijk niet in staat de geproduceerde warmte voldoende kwijt te raken.
Uitzonderingen zijn er altijd. Zo liet Haile Gebrselassie in 2011 slechts een halve graad stijging van zijn lichaamstemperatuur zien, terwijl hij dat jaar de Zevenheuvelenloop won. Een genetisch voordeel in thermoregulatie door Afrikaanse roots? Het zou kunnen.
Dus, hardlopen veroorzaakt geen koorts, maar wel een tijdelijke, fysiologische stijging van de lichaamstemperatuur als gevolg van inefficiënte energieomzetting en beperkte warmteafvoer.